Kraaien Tellen/Tellende Kraaien

Sommige dingen blijven je bezighouden. Voor mij is dat de naam Counting Crows. Niet per se vanwege de muziek – al heb ik daar niks op tegen – maar vanwege de vertaling. Want hoe vertaal je dat nou het beste naar het Nederlands?

Kraaien tellen klinkt logisch. Net zoals je schapen telt voor het slapengaan, zou je ook kraaien kunnen tellen, al weet ik niet waarom je dat zou doen. Maar tellende kraaien kan ook, en dat roept juist een ander beeld op: kraaien die zelf aan het tellen zijn. Dat is misschien minder voor de hand liggend, maar zeker niet minder interessant.

Het fascinerende is dat ik hier nog nooit iemand anders over heb gehoord. Niemand die zich hard maakt voor de ene of de andere optie. Dus blijf ik ermee zitten – en kan ik nog steeds niet kiezen. Misschien hoeft dat ook niet. Sommige raadsels zijn leuker als ze onbeantwoord blijven.

Song Centraal (3): Jana Mila – Love Let Go

Een heerlijk country-liedje in Song Centraal vandaag. Ik stuitte erop ergens in een tiplijstje met andere mooie nieuwe countrydeuntjes. Ik vond het behoorlijk authentiek Amerikaans klinken, behalve dat de zangeres hier en daar een licht accent leek te hebben, dat ik verder niet helemaal kon plaatsen. Pas toen ik onderzoek ging doen kwam ik erachter dat Jana Mila uit Nederland komt en al een lange weg heeft afgelegd in de muziek. Haar eerste single schreef ze al op 16-jarige leeftijd. Sinds 2020 staat ze ingeschreven bij Ilse DeLanges platenmaatschappij Spark Records. Even doorklikkend in Tidal kom je DeLanges naam ook tegen bij de verantwoordelijke schrijvers en muzikanten op Jana Mila’s nieuwe album, Chameleon geheten.

Love Let Go is een eenvoudig, maar prachtig liedje over een verbroken relatie. ‘You’re not who I were / I’m not who I was / Somehow what we built / wasn’t strong enough’ luidt het boekdelen sprekende post-refrein. De akoestische gitaren in een lage, open stemming worden subtiel aangeslagen en in de achtergrond hoor je een heerlijk galmende pedal steel. De langsfladderende pianonoten en mooie mannelijke tweede stem in de refreinen maken het geheel af. Heerlijk nummer!

Song Centraal (2): Stornoway – Farewell Appalachia (unplucked)

Ik kende de band Stornoway helemaal niet, maar kwam laatst ineens dit prachtige liedje tegen. Blijkt dat het al in 2013 op hun album Tales from Terra Firma verscheen, maar ter gelegenheid van een unplugged (hier eigenwijs als ‘Unplucked’ gespeld) greatest hits-album nu ineens als voor mij interessante track door Tidal getipt werd.

Leadzanger en songschrijver Brian Briggs heeft een prachtige hoge, ijle stem, die hij in dit nummer maximaal benut. Ik vond zijn accent aanvankelijk totaal niet ABE (Algemeen Beschaafd Engels) overkomen, maar misschien is dat iets eigenzinnigs van de Oxford-regio, waar de band volgens de bio vandaan komt. De zangstijl van Briggs doet me aan Neil Young denken, maar heel soms ook aan Jelle Paulusma van Daryll-Ann en Dewey Bunnell van America. De koortjes in dit nummer zijn vintage Fleet Foxes (ik zou zelfs zeggen beter dan Fleet Foxes ze zelf voortbracht op hun laatste paar albums).

Het nummer neemt op precies de juiste momenten gas terug en laat zo prachtig ruimte voor over voor stilte. Prachtig dit!

O ja, nog 1 leuk anakdotetje: De band heeft zich vernoemd naar een plaats op een Schots eiland (Isle of Lewis), waar geen van de leden ooit geweest was alvorens de naam gekozen werd. Sindsdien heeft de band echter wel een band met het eiland en het plaatsje opgebouwd en werd het verschillende keren bezocht voor o.a. promotiedoeleinden.

In de prachtige tekst bij het nummer worden trouwens allerlei natuurbeelden opgeroepen die passen bij de bandnaam en de sfeer van de muziek. En trouwens ook bij de titel van het lied, want dat zou zomaar over de Appalachen kunnen gaan, een middelgebergte in het oosten van de VS en Canada. En let op de prachtige, archaïsche woorden als ‘scree’, ‘bluff’, ‘brook’ (van het Nederlandse ‘broek’?) en ‘lee’, niet toevallig misschien alle in hetzelfde couplet gepropt.

From the cape to the hook
With a carpet of leaves underfoot
Through the lakes and the pines
With my nose and my ears and eyes


And with the warm sun on my shoulders
And with the river rushing down
I’m walking on a path to higher ground
Out of the trees and through the clouds


Down the fence in the dusk
Through the scree at the foot of the bluff
And i drank from the brook
And i slept in the lee of the wood


And in the house where i last held you
Our bed was cast adrift all night
And you were taking me to higher ground
Out of my skin above the clouds


And in the canvas of a clear night
A billion pins of flickering light
And i dreamed of rising up beside you
Among the galaxies and stars
And you were taking me to higher ground
Out of my skin above the clouds

Song Centraal (1): Mary Eliza – Porcelain

Als je de eerste paar seconden van het liedje Porcelain van Mary Eliza luistert word je gigantisch op het verkeerde been gezet. Dissonant scheurende elektrische gitaren, beukende bas en drums vliegen je om de oren. Maar dan, op ongeveer 00:06, klinkt ineens een akoestische gitaar in een aangename open stemming en begint de singer-songwriter te zingen ‘Will you love me until I’m young?/Will you love me until I’m old?’ en bouwt het nummer zich steeds iets verder op vanuit twee akkoorden en een resonerende elektrische gitaar à la Heroes van David Bowie.

Op het internet zijn maar weinig ‘gewone’ pagina’s over Mary Eliza te vinden. (Op de IJsschots doen we niet aan social media sorry!) Geen wiki-pagina o.i.d. helaas. Maar de schaarse muziekblogs die wél aandacht aan haar besteden doen dat gelukkig uitvoerig en mooi. Ze zou gehard zijn in het musiceren door met haar familie op straat (‘busking’) gespeeld te hebben in haar jeugd in San Fransisco.

Verder is haar fysieke toestand is op z’n zachtst gezegd wankel te noemen. Een vijftal ziektes wordt genoemd, waaronder Lyme en een hart-afwijking. De zinsnede ‘I’m always in the hospital’ in Porcelain lijkt hieraan stevig te refereren. Het album waar Porcelain de eerste single van is en dat nog moet uitkomen gaat Spider heten en werd opgenomen in muziek-mekka Nashville (de Trace Horce Studios). Ze kreeg bij de opnamen hulp van onder meer Preston Cochran (Lucy Dacus, Illuminati Hotties) and Jake Finch (boygenius, Ashe, Suki Waterhouse). Laten we haar in de gaten blijven houden.

6/4 is cool!

Ja sorry, dit wordt weer best een specialistisch verhaal over muziek, dat misschien voor niet-muzikanten lastig te volgen is of misschien zelfs gewoon oninteressant. Sorry!

Het gaat even over maatsoorten. Als je als drummer ooit gewezen bent op het feit dat er meer is dan de standaard vierkwartsmaat (het leeuwendeel van alle popnummers valt in deze categorie) en je begeeft je af en toe eens buiten dat platgetreden pad, dan gaat er een wereld voor je open. Of je nou een driekwartsmaat/walsje speelt (denk het ‘sombere’ stukje in ‘We can work it out’ van The Beatles, op het moment dat Lennon en McCartney ‘…for fussing and fighting my friend’ zingen) of een 6/8 (Bijvoorbeeld ‘Norwegian Wood’ van – alweer diezelfde – Beatles) of misschien zelfs de befaamde 7/8 (‘Money’ van Pink Floyd) of 5/8 (‘Take 5’ van Dave Brubeck); telkens als je aan een nieuwe maat begint na een ‘ander getal dan 4’ moet je even goed nadenken en word je uit de sleur van alledag getrokken. En dat is goed nieuws.

Maar de aller- allercoolste rare maatsoort der rare maatsoorten vind ik toch wel 6/4. Dat is een rare maatsoort in vermomming, zeg maar. Als je 3/4 of 6/8 speelt heb je wel door dat er een soort van ‘deining’ in het ritme zit (Denk ‘Als het golft’ van De Dijk), maar bij 6/4 is er gewoon een 4-to-the-floor gevoel, maar wordt de tweede maat zeg maar halverwege afgekapt. Geniaal! Ik ga geen voorbeelden noemen, want daar is 6/4 gewoon te cool en te obscuur voor, maar één nummer – dat ik zojuist ontdekte op Tidal, waardoor ik er een blogje over ging tikken – wil ik jullie niet onthouden. Het is de nieuwe single van de Australische band Nice Biscuit (‘Aardig Koekje’, in het Nederlands; dat zou toch ook de naam van een gezapig cabaret-duo kunnen zijn, dunkt me) en hij heet ‘Rain’. Er is ook een clipje bij, waardoor ik jullie nu veel luister- én kijkplezier kan wensen. Veel luister én kijkplezier!

Pieter Omtzigt en Radiohead

Een van de vreemdste liedjes van OK Computer, het bekendste en succesvolste album van de Britse band Radiohead, is Electioneering. In de 5e klas van het gymnasium had ik het album aanvankelijk alleen op bandje en ik geloof dat ‘geen zin om door te spoelen’ destijds de enige reden was dat ik het nummer überhaupt luisterde. In tegenstelling tot de rest van het album (m.u.v. de harde passages in Paranoid Android) is Electioneering een bozig, stekelig, nogal schurend lied.

Aanvankelijk las ik de titel ook verkeerd, ‘Electroneering’ i.p.v. ‘Electioneering’. Misschien dacht ik aan elektronica door het vervreemdende gitaargeluid van gitarist Johnny Greenwood, die in het betreffende nummer extra scheutig lijkt met de voor zijn stijl zo kenmerkende dissonante prikkeldraadnoten.

Pas toen ik een diepgravend artikel over het album OK Computer las in een Brits muziektijdschrift (hetgeen ik nooit thuis deed maar altijd in de winkel; die bladen waren peperduur voor een scholier!) besefte ik dat ik de titel van track 8 al een jaar verkeerd las. De tekst van en het idee achter het nummer hadden niks met elektronica van doen, maar alles met politiek. Dat woordje ‘elect’ slaat op kiezen, stemmen, verkiezingen, iets waar we dezer dagen in Nederland weer onmogelijk aan ontkomen.

De belangrijkste – én mooiste – zinnen uit de songtekst van Electioneering zijn:

When I go forwards, you go backwards
Somewhere we will meet

Afgezien van de briljante vondst dat precies in dit deel van het nummer gitaarloopjes zitten die zowel omhoog als omlaag gaan (vooruit én achteruit) geven deze zinnetjes zó goed weer waar het in de praktijk van alledag én in de politiek uiteindelijk op neerkomt: elkaar weten te vinden. Water bij de wij doen. Zorgen voor een compromis. In Nederlands waren we er in de tijd van OK Computer aardig goed in geworden, met onze paarse kabinetten. Aan de hand van zowel de arbeiders als de liberalen polderde Nederland richting het jaar 2000. De Puinhopen van Paars, daar zou het jaren later pas over gaan.

De afgelopen dagen moest ik bij de bespreking van Pieter Omtzigts partijprogramma steeds een beetje aan die twee Thom Yorke-zinnetjes denken. Omtzigt weigert in zijn verkiezingsprogramma stellig te worden. Hij zoekt opzichtig (omtzigtig?) naar de gulden middenweg en hakt nergens concrete knopen door. Als hij íetsjes vooruitgaat en anderen achteruit, dan zullen we elkaar ergens in het midden wel tegenkomen. Zolang je maar electioneert, het electoraat tevreden houdt, kom je er wel.

Toen OK Computer uitkwam was Pieter Omtzigt 23, de perfecte leeftijd om naar progressieve, eigenzinnige, wereldbeeldvormende rockbands te luisteren. Ik hoop dat hij dit blogje leest en zich erin herkent. En dat ie daarna het onderstaande linkje even aanklikt, geniet, en nadenkt.

Bilderbuch – Softpower

Ik heb een zwak voor meertaligheid in popmuziek. Toch ken ik niet zoveel voorbeelden van liedjes met songteksten in meer dan één taal. Eigenlijk schiet me er zo gauw maar één te binnen: Oude Maasweg van de Rotterdamse band The Amazing Stroopwafels. Een aantal jaar geleden hoorde ik het op een onchristelijk uur op de radio. Ergens halverwege schakelt het ineens onverwacht van het Engels naar het Nederands. Het lied (uit 1983!!) geniet een zekere cultstatus bij muziekkenners en is daardoor al jaren niet weg te slaan uit de top 2000.

Toen ik afgelopen week in een streamingslijstje op het nummer Softpower van de band Bilderbuch stuitte was ik aanvankelijk in de war. Ik meende een Duitstalige songtekst te horen. Of was het toch Engels. Ik twijfelde, en twijfel is over het algemeen een goed teken, bij het ondergaan van kunst. Een tijdje later – ik had het nummer inmiddels een paar keer gedraaid en hoog in een playlistje voor de herfstvakantie gezet – googelde ik de tekst en wat bleek? Duits én Engels. Yes!!! De band blijkt overigens uit Oostenrijk te komen.

Genoeg geluld, luisteren maar!!!

Géé Péé Téé

Het was een tijdje stil op De Schots. Iets met drukte op het werk en met hobby’s (muziek, muziek en voetbal) en het gezin enzo. En geen zin (hmm, onbedoeld poëtisch dit? –> ‘gezin’, ‘geen zin’) om iets te verzinnen, want ja, dat zou AI natuurlijk ook voor me kunnen doen. Hoe doen jullie – lezers en ongetwijfeld ook schrijvers – dat allemaal? Zijn er onder jullie bloggers bij die de chatbot inmiddels al helemaal omarmd hebben en zo ja, hoe voelt dat dan? Ik weet dit natuurlijk allemaal niet omdat ik geen sociale media-gebruiker ben. Ik ben meer van de asociale media. Ik schrijf af en toe wat op mijn blogje – het hier voor u openstaande vehikel – en soms, heel af en toe, reageert daar iemand – een mens van vlees en bloed, naar ik aanneem – op, en dan mag ik even in mijn handjes knijpen, zo gelukkig als ik dan ben.

Maar goed, de chatbot. Ik heb ermee gestoeid, vooral op artistiek vlak. Ik had songetksten nodig voor nog te schrijven songs. En laat ik daar nou net een bloedhekel aan hebben, het schrijven van die dingen. Een melodietje, een gitaarloopje, een coupletje, refreintje, verdwaalde brug, solo-stukje; ik draai er doorgaans mijn hand niet voor om. Maar ja, in popmuziek is het wel leuk als er ook iets gezongen wordt en dat moeten dan weer begrijpelijke woorden en zinnen zijn, die ook nog een beetje leuk klinken en rijmen enzo, en die in een straks metrum staan, want ja, anders blijven ze niet hangen in het hoofd van de luisteraar en dát is nou juist precíes wat je wilt!

En, tevreden? Mwoa, ik ben er nog niet helemaal uit. Ik schreef en recordde onlangs voor het eerst sinds tijden een liedje waarop ik oprecht trots ben. Maar écht. (vergeef me mijn hippe 2023-taalgebruik en hardnekkige gewoonte om enerzijds asociaal mediumgebruiker te zijn, en er anderzijds overduidelijk bij te willen horen). Maar hoe ging het uiteindelijk met de songtekst van dat zo-goed-gelukte liedje? Een beetje met ups en downs, qua AI-hulp. Eerst had ik amper tekst en de tekst díe ik had was schrikbarend slecht (waarom een liedje over de liefde van je zoontje voor de kat van de achterburen maken als je die kat vervolgens als een volwassen vrouw bezingt en zelfs aangeeft dat je ooit met haar hoopt te trouwen??!?) Dat moest dus anders. Beter.

Ik liet de chatbot aanvankelijk een tekst maken ‘uit de losse digitale pols’. Gewoon, met een korte omschrijving – een paar zinnetjes – van waar ik vond dat het heen moest gaan, wat de centrale strekking (centrale strekking??!) moest zijn. Vervolgens gebeurde er…..niks. Ik keek twee weken niet naar de songtekst die de bot had gemaakt. Ondertussen bleven de deuntjes en, welja, hier en daar ook tekstflardjes, door mijn hoofd spoken. Maar een couplet om dat geweldige refrein gezelschap te gaan houden/te sandwichen, of ook maar iets wat daar op leek, wilde zich na weken nog steeds niet laten verzinnen. Tot het daar dan toch ineens was, in mijn hoofd, met mijn 42-jarige benen dartelend over het kunstgrasveld in een tochtige uithoek van de grote stad. Zo herinnerde ik mij de voetbalwedstrijden van vroeger ook: eindeloos over de grasmat heen en weer schietend, achter ballen aan hollend, ballen aan de voet krijgend om er iets leuks mee proberen te doen, terwijl in mijn hoofd, op de achtergrond, een eindeloze soundtrack van de meest uiteenlopende top 40-nummers (circa 1987 – 1991) werd afgespeeld.

Maar nu was die soundtrack dus ineens het affe liedje, dat zich klip en klaar, alsof het er altijd al was geweest, aan mij presenteerde: ‘Hier ben ik! Onthoud mij! Voicerecord mij op de smartphone! Werk mij uit achter piano en laptop!’ En dat deed ik. Maar ik kwam een paar zinnetjes tekort hier en daar. Misschien drie of vier in totaal en alleen voor de coupletten, want die kwamen als laatste en waren meer versiering dan kernboodschap. Dus ja, de chatbot deed de rest en deed dat best goed en ik ben dus best tevreden, maar ook niet meer dan dat.

O ja, de titel van dit stuk. Die moet je zo Hollands mogelijk uitspreken, met een harde G en een lange EE (dus géén Engelse DZJ en IE!). Ik ergerde me vroeger al mateloos aan het taalgebruik van mijn hipste middelbare schoolvriend. Die sprak alles wat maar enigszins met computers te maken had op z’n Amerikaans-Engels uit. Dus niet Windoos, maar Oe-in-doows, niet EMMES Dos, maar Ehm Ehs Dahs, en hij presteerde het zelfs om, godbetert, Puhrsuhnohl Kampjoedduhr te zeggen in plaats van Pee See. Dezelfde woede voelde ik opkomen toen iemand in mijn verder niet al te Engels-minnende deel van de familie mijn TsjetGeePeeTee een paar maanden geleden verbeterde door er Chat-Dzjie-Pieh-Tieh van te maken. En daar ben ik nu nog steeds niet helemaal overheen. Dus. Vandaar dit blogje.

B.C. Camplight

Jullie weten het: ik heb er een handje van (meestal eigenzinnige) nieuwe muziek te delen op de Schots, en vandaag luisterde ik weer eens naar een nieuw nummer van een of andere artiest die de afgelopen drie jaar zo nu en dan ineens in een playlistje van me stond en waarvan ik dan steeds dacht: ‘Dít is maf! Dít is goed! Maar dit is ook maf! en toch ook goed! Ik moét gewoon een keer opzoeken wie of wat deze muziek gemaakt heeft!’ En zoals dat dan gaat met je kunstbeleving in de 21e eeuw komt het er vervolgens never nooit meer van dat je daadwerkelijk iets over de betreffende artiest opzoekt, om over het delen van deze kostbare info via je blog nog maar te zwijgen. Tot nu, dames en heren!

Vandaag luisterde ik naar Kicking up a Fuzz, een gloednieuwe single (want hij popte in Tidal bij mij op bij ‘aangeraden nieuwe nummers’) van de Amerikaanse singer-songwriter B.C. Camplight, nom de plume van de 41-jarige uit Philadelphia afkomstige Brian Christinzio. In 2020 bracht hij het album Shortly after Takeoff uit, met daarop de fantastische openingstrack en single I Only Drink when I’m Drunk. In 2021 volgde een drie nummers tellende EP met daarop het fantastische titelnummer I’m Alright in this World. Beide nummers vond ik fantastisch, maar ook niet te plaatsen qua stijl en referenties (zoveel kon je erin herkennen) en beide zeer van elkaar verschillend.

En vandaag luisterde ik dus ineens naar Kicking up a Fuzz, alweer de derde single van het nog te verschijnen album The Last Rotation of Earth. Als je het nummer aanzet denk je eerst ‘Ik hoor Morrissey!’, maar dan ook echt behoorlijk goed nagedaan, inclusief de zwierige ironie in zowel stemgebruik als schrijfstijl. Overigens wel over allerlei corny 80’s-keyboardjes die The Smiths nou juist zelden tot nooit in hun repertoire gebruikten. ‘Connect me with the manager, please!’ luidt de fantastische openingszin trouwens.

Het nummer kabbelt een beetje op z’n eigen manier (weird dus) voort tot ongeveer 2 minuut 20. Dan breekt er ineens een groots refrein, inclusief falsetstem, open waarin je zowel TalkTalk, maar vooral later ook Beach Boys (!!) terughoort. En dan zitten er ineens ingenieuze klassieke akkoordprogressies in het lied. Allemaal tamelijk ongrijpbaar, maar ook tamelijk briljant.

Op 3:15 vraagt een stem in de achtergrond met een zeurderige, Amerikaanse stem ‘What do you want me to do? Start a Doo-Whop band and sing…’ en vervolgens hoor je dan ook echt een Doo-Whop band ‘Doo-Doo-Doo-Doo’ zingen, wat perfect aansluit op die Beach Boys-referentie van een minuut daarvoor.

Geniaal allemaal. Maar goed, sommige mensen vinden dat je niet over muziek moet lullen, maar ernaar moet luisteren. Of kijken. Ik ga maar weer ’s stoppen dus.