Gedicht: Plompe lori

Een plompe lori in Stompetori
die hield van plezier en jolijt,
zwierde en zwaaide, als iemand haar aaide
en kon zo haar lori-heid kwijt.

Ze klom in een toren, waar niemand haar stoorde
maar durfde niet meer naar benee.
Nu slijt ze haar dagen met zeuren en klagen
en zoeken haar ogen de zee.

NB Toen ik na het maken van dit gedicht eens ging kijken of er nog andere dichters over de plompe lori hadden geschreven, kwam ik erachter dat niemand minder dan Delphine Lecompte dit inderdaad heeft gedaan. Sorry Delphine; nu ben je niet meer de enige!

Ze deed dit hier en hier.

Gedicht: Bullshitbaan

Ik had dus nooit een bullshitbaan
Dat wou ik ff kwijt
Zulk werk, daar leek me echt niks aan
Echt zonde van m’n tijd
Nou vraag je mij: ‘Wat is er dan
zo shit aan wat ik doe?’
Dan zeg ik: ‘Als zelf ík het kan,
een ezel of een koe,
dan moet het wel iets viezigs zijn,
datgene wat verbindt.
Een stier die schijt, die vindt dat fijn
aan hem heb je geen kind.
Dus wees maar trots op al je werk
Je doet het echt wel goed.
De stier schijt zelden in de kerk.’
(tenzij hij nodig moet)



Matti Kuusela en de fictie-verleiding

Eerlijk gezegd verbaast het me niks, dat er zo nu en dan verhalen opduiken over journalisten die het met de waarheid niet zo nauw nemen. Zelf probeerde het ook ooit, journalistje spelen. Met een regelmatig terugkerende buikkramp bereidde ik me dan op persoonlijke live-interviews voor. Eén keer was het zo erg dat ik een interview voortijdig afkapte en het huis van de geïnterviewde op stel en sprong verliet. ‘Of het wel goed met mij ging’ informeerde de geïnterviewde even later bij de redactie van de krant waar ik stage liep. Met het schaamrood op de kaken moest ik bekennen dat ik me tijdens het interview bij de geïnterviewde thuis plotseling niet zo lekker had gevoeld, waardoor ik vroegtijdig afscheid moest nemen.

Met dergelijke spanning zou je natuurlijk op een bepaald moment de verleiding niet kunnen weerstaan om af en toe een verhaal maar gewoon compleet uit je duim te zuigen. Zo ook de bekroonde journalist Matti Kuusela. Ik heb eigenlijk wel respect voor zo iemand. Je moet er toch wel lef voor hebben om dit te doen, zeker als je al zoveel hebt bereikt en van alle kanten de grootste lof krijgt toegezwaaid. Dat het gevolg van zijn bekentenis nu is dat verhalen uit zijn pen per direct offline gehaald worden, getuigt niet van veel respect voor het creatieve brein van de beste man.

De mensen die dat doen hebben waarschijnlijk nog nooit een ‘journalistiek’ artikel van Herman Brusselmans gelezen én ontberen waarschijnlijk ieder gevoel voor humor.

Worsteling

Ik worstel een beetje met dit blog. Enerzijds wil ik graag schrijven, maar sinds een vast leespubliek in één klap wegviel door het plotseling stoppen van een veelgelezen blog dat mijn stukken op de voorpagina publiceerde, voelt het ineens als leeg en nutteloos om te schrijven. Gek toch, dat die dingen er zo toe doen, terwijl ze er eigenlijk niet toe zouden moeten doen. Een echte schrijver wil schrijven, áltijd! Misschien ben ik wel geen echte schrijver. Of moet ik deze lezerslacune juist als een goede aanleiding zien om me niet druk te maken over het wel of niet hebben van een leespubliek, maar gewoon proberen wat vaker stukjes te schrijven, zonder me te bekommeren over de kwaliteit ervan. Ik ga het proberen.

Grote auto’s

Dilemma: ik vind grote auto’s over het algemeen stom en vervelend, en soms zelfs stomvervelend. (Sorry als je een grote autobezitter bent; wacht even tot je de clue van dit stukje hebt gelezen) En dan nu de clue van dit stukje: misschien hebben we er ooit zelf wel een nodig, zo’n grote auto. Het fysieke gestel van mijn wederhelft gaat achteruit en op een gegeven moment zullen we ingewikkeldere rolstoelen e.d. in een auto moeten gaan laden dan we op dit moment hebben. Dan moet ik mijn vooroordelen over grote auto’s, namelijk dat ze lelijk zijn, het milieu nodeloos vervuilen, teveel ruimte op de openbare weg innemen etc., dus laten varen.

Dit was mijn eerste stukje in een lange, lange tijd. Sorry dat het niet een opbeurender strekking heeft. Hopelijk laat het volgende stukje niet te lang op zich wachten en is het een stuk leuker.

Stommetje spelen

Vroeger, als kind, wist je nog hoe fijn het soms was om stommetje te spelen. Je handen stijf over je oren gevouwen, ogen dicht en dan heel hard geluid maken zodat niks anders tot je doordringt dan je eigen ik. Het was de ultieme ontkenning van de buitenwereld, van al het andere dan het individueelste individu, het egooste ego.

Omdat een van mijn leerlingen op de ochtend van de verkiezingen nogal plompverloren en zonder gene meldde dat hij op de PVV zou stemmen (áls hij dat zou mogen; hij is immers nog geen 18) met nog een soort disclaimer erachteraan in de trant van ‘jij bent óók gek als je dat níet doet!’, ging ik in de resterende lestijd toch maar even stilletjes achter mijn laptop het partijprogramma lezen van de waarschijnlijk-later-die-dag-als-grote-winner-uit-de-bus-komende partij.

Na daar later op de dag en vandaag nog eens over nagedacht te hebben kwam ik tot de conclusie dat ‘oogkleppenprogramma’ misschien wel de bondigste omschrijving is van het betreffende document. Grofweg de hele eerste helft gaat over het je compleet afsluiten van alles en iedereen om je heen die niet voldoet aan een bepaald ideaalplaatje, de tweede helft betreft het compleet negeren van jouw verantwoordelijkheden als ideaalburger ten opzichte van alles wat zich buiten deze bubbel afspeelt. Laat de rest van de wereld, nee, sorry, laat al het andere wat deze wereld, deze aardbol betreft gewoon stikken: er ís niks belangrijkers dan jij en je eigen staat van ‘ideaalburger-zijn’; accepteer maar gewoon dat er niks belangrijkers is dan dát.

Ik ben geen rekenwonder, maar ook ik snap: een blogje met gemiddeld 20-30 lezers per post en 3 miljoen landgenoten die op één partij stemmen maken dat de kans groot is dat u, lezer, één van die drie miljoen bent. Ik wilde hier een linkje naar het bewuste partijprogramma invoegen, zodat u zelf het nog eens rustig door zou kunnen lezen, maar ik zag zojuist dat meer mensen dat aan het proberen zijn. De pagina lijkt er momenteel, waarschijnlijk door een te grote toestroom, uit te liggen. Misschien is dit ook wel voldoende zo.

Pieter Omtzigt en Radiohead

Een van de vreemdste liedjes van OK Computer, het bekendste en succesvolste album van de Britse band Radiohead, is Electioneering. In de 5e klas van het gymnasium had ik het album aanvankelijk alleen op bandje en ik geloof dat ‘geen zin om door te spoelen’ destijds de enige reden was dat ik het nummer überhaupt luisterde. In tegenstelling tot de rest van het album (m.u.v. de harde passages in Paranoid Android) is Electioneering een bozig, stekelig, nogal schurend lied.

Aanvankelijk las ik de titel ook verkeerd, ‘Electroneering’ i.p.v. ‘Electioneering’. Misschien dacht ik aan elektronica door het vervreemdende gitaargeluid van gitarist Johnny Greenwood, die in het betreffende nummer extra scheutig lijkt met de voor zijn stijl zo kenmerkende dissonante prikkeldraadnoten.

Pas toen ik een diepgravend artikel over het album OK Computer las in een Brits muziektijdschrift (hetgeen ik nooit thuis deed maar altijd in de winkel; die bladen waren peperduur voor een scholier!) besefte ik dat ik de titel van track 8 al een jaar verkeerd las. De tekst van en het idee achter het nummer hadden niks met elektronica van doen, maar alles met politiek. Dat woordje ‘elect’ slaat op kiezen, stemmen, verkiezingen, iets waar we dezer dagen in Nederland weer onmogelijk aan ontkomen.

De belangrijkste – én mooiste – zinnen uit de songtekst van Electioneering zijn:

When I go forwards, you go backwards
Somewhere we will meet

Afgezien van de briljante vondst dat precies in dit deel van het nummer gitaarloopjes zitten die zowel omhoog als omlaag gaan (vooruit én achteruit) geven deze zinnetjes zó goed weer waar het in de praktijk van alledag én in de politiek uiteindelijk op neerkomt: elkaar weten te vinden. Water bij de wij doen. Zorgen voor een compromis. In Nederlands waren we er in de tijd van OK Computer aardig goed in geworden, met onze paarse kabinetten. Aan de hand van zowel de arbeiders als de liberalen polderde Nederland richting het jaar 2000. De Puinhopen van Paars, daar zou het jaren later pas over gaan.

De afgelopen dagen moest ik bij de bespreking van Pieter Omtzigts partijprogramma steeds een beetje aan die twee Thom Yorke-zinnetjes denken. Omtzigt weigert in zijn verkiezingsprogramma stellig te worden. Hij zoekt opzichtig (omtzigtig?) naar de gulden middenweg en hakt nergens concrete knopen door. Als hij íetsjes vooruitgaat en anderen achteruit, dan zullen we elkaar ergens in het midden wel tegenkomen. Zolang je maar electioneert, het electoraat tevreden houdt, kom je er wel.

Toen OK Computer uitkwam was Pieter Omtzigt 23, de perfecte leeftijd om naar progressieve, eigenzinnige, wereldbeeldvormende rockbands te luisteren. Ik hoop dat hij dit blogje leest en zich erin herkent. En dat ie daarna het onderstaande linkje even aanklikt, geniet, en nadenkt.