Het was een tijdje stil op De Schots. Iets met drukte op het werk en met hobby’s (muziek, muziek en voetbal) en het gezin enzo. En geen zin (hmm, onbedoeld poëtisch dit? –> ‘gezin’, ‘geen zin’) om iets te verzinnen, want ja, dat zou AI natuurlijk ook voor me kunnen doen. Hoe doen jullie – lezers en ongetwijfeld ook schrijvers – dat allemaal? Zijn er onder jullie bloggers bij die de chatbot inmiddels al helemaal omarmd hebben en zo ja, hoe voelt dat dan? Ik weet dit natuurlijk allemaal niet omdat ik geen sociale media-gebruiker ben. Ik ben meer van de asociale media. Ik schrijf af en toe wat op mijn blogje – het hier voor u openstaande vehikel – en soms, heel af en toe, reageert daar iemand – een mens van vlees en bloed, naar ik aanneem – op, en dan mag ik even in mijn handjes knijpen, zo gelukkig als ik dan ben.
Maar goed, de chatbot. Ik heb ermee gestoeid, vooral op artistiek vlak. Ik had songetksten nodig voor nog te schrijven songs. En laat ik daar nou net een bloedhekel aan hebben, het schrijven van die dingen. Een melodietje, een gitaarloopje, een coupletje, refreintje, verdwaalde brug, solo-stukje; ik draai er doorgaans mijn hand niet voor om. Maar ja, in popmuziek is het wel leuk als er ook iets gezongen wordt en dat moeten dan weer begrijpelijke woorden en zinnen zijn, die ook nog een beetje leuk klinken en rijmen enzo, en die in een straks metrum staan, want ja, anders blijven ze niet hangen in het hoofd van de luisteraar en dát is nou juist precíes wat je wilt!
En, tevreden? Mwoa, ik ben er nog niet helemaal uit. Ik schreef en recordde onlangs voor het eerst sinds tijden een liedje waarop ik oprecht trots ben. Maar écht. (vergeef me mijn hippe 2023-taalgebruik en hardnekkige gewoonte om enerzijds asociaal mediumgebruiker te zijn, en er anderzijds overduidelijk bij te willen horen). Maar hoe ging het uiteindelijk met de songtekst van dat zo-goed-gelukte liedje? Een beetje met ups en downs, qua AI-hulp. Eerst had ik amper tekst en de tekst díe ik had was schrikbarend slecht (waarom een liedje over de liefde van je zoontje voor de kat van de achterburen maken als je die kat vervolgens als een volwassen vrouw bezingt en zelfs aangeeft dat je ooit met haar hoopt te trouwen??!?) Dat moest dus anders. Beter.
Ik liet de chatbot aanvankelijk een tekst maken ‘uit de losse digitale pols’. Gewoon, met een korte omschrijving – een paar zinnetjes – van waar ik vond dat het heen moest gaan, wat de centrale strekking (centrale strekking??!) moest zijn. Vervolgens gebeurde er…..niks. Ik keek twee weken niet naar de songtekst die de bot had gemaakt. Ondertussen bleven de deuntjes en, welja, hier en daar ook tekstflardjes, door mijn hoofd spoken. Maar een couplet om dat geweldige refrein gezelschap te gaan houden/te sandwichen, of ook maar iets wat daar op leek, wilde zich na weken nog steeds niet laten verzinnen. Tot het daar dan toch ineens was, in mijn hoofd, met mijn 42-jarige benen dartelend over het kunstgrasveld in een tochtige uithoek van de grote stad. Zo herinnerde ik mij de voetbalwedstrijden van vroeger ook: eindeloos over de grasmat heen en weer schietend, achter ballen aan hollend, ballen aan de voet krijgend om er iets leuks mee proberen te doen, terwijl in mijn hoofd, op de achtergrond, een eindeloze soundtrack van de meest uiteenlopende top 40-nummers (circa 1987 – 1991) werd afgespeeld.
Maar nu was die soundtrack dus ineens het affe liedje, dat zich klip en klaar, alsof het er altijd al was geweest, aan mij presenteerde: ‘Hier ben ik! Onthoud mij! Voicerecord mij op de smartphone! Werk mij uit achter piano en laptop!’ En dat deed ik. Maar ik kwam een paar zinnetjes tekort hier en daar. Misschien drie of vier in totaal en alleen voor de coupletten, want die kwamen als laatste en waren meer versiering dan kernboodschap. Dus ja, de chatbot deed de rest en deed dat best goed en ik ben dus best tevreden, maar ook niet meer dan dat.
O ja, de titel van dit stuk. Die moet je zo Hollands mogelijk uitspreken, met een harde G en een lange EE (dus géén Engelse DZJ en IE!). Ik ergerde me vroeger al mateloos aan het taalgebruik van mijn hipste middelbare schoolvriend. Die sprak alles wat maar enigszins met computers te maken had op z’n Amerikaans-Engels uit. Dus niet Windoos, maar Oe-in-doows, niet EMMES Dos, maar Ehm Ehs Dahs, en hij presteerde het zelfs om, godbetert, Puhrsuhnohl Kampjoedduhr te zeggen in plaats van Pee See. Dezelfde woede voelde ik opkomen toen iemand in mijn verder niet al te Engels-minnende deel van de familie mijn TsjetGeePeeTee een paar maanden geleden verbeterde door er Chat-Dzjie-Pieh-Tieh van te maken. En daar ben ik nu nog steeds niet helemaal overheen. Dus. Vandaar dit blogje.