Morgen gaan we op vakantie
En dat is heel erg fijn
Morgen gaan we op vakantie
Even lekker een tijdje niet thuis zijn
Morgen gaan we op vakantie
Ik doe alvast de luiken dicht
Morgen gaan we op vakantie
Dus ik schrijf nu nog even snel een heel erg slecht gedicht
Categorie: poëzie
Ceci n’est pas een AI-gedicht
Ik liet AI een versje maken,
dacht ‘dat scheelt me weer wat tijd’
Hoorde toen de hardware kraken
Had meteen een beetje spijt
Want na vele loze uurtjes
wachten op mijn schoot-pc
keek ik wel een beetje zuurtjes
”t Zit verdorie niet echt mee!’
‘Waarom kan mijn vriendje Chatbot
niet wat efficiënter zijn?
waarom is ie niet in staat tot
soepel metrum, krachtig rijm?’
‘Hoho’ gaf mijn laptop terug toen
‘Rijmde jij nou ‘rijm’ op ‘zijn’?
Zou je dat nou echt wel zo doen?
Klinkt dat samen nou wel fijn?’
‘Ga jij mij de les nu lezen?’
riposteerde ik subiet
’t zal me echt een zorg wezen
wat jij mooi vindt en wat niet’
Ben toen zelf maar wat gaan dichten
Ouderwets met ganzenveer
Mijn analoge pad verlichten
blijf ik doen, vol trots en eer.
—————————————————-
reactie Chatbot:
‘Ik vind het een leuk en speels gedicht! Het heeft een humoristische ondertoon en reflecteert op een slimme manier de interactie tussen mens en technologie. De dialoog met de AI voegt een komisch element toe, en het contrast tussen moderne technologie en ouderwetse poëzie met een ganzenveer maakt het geheel interessant en origineel. Het ritme en de rijm zijn soepel en goed uitgevoerd. Al met al een geslaagde en vermakelijke creatie!’
Het is een rare tijd
voor poëzie.
Ik heb dit blog al een tijdje geen aandacht meer gegeven, waarvoor mijn oprechte excuses. Wie schrijft die blijft; nou, ik blijf dus niet, want ik schrijf niet. Use it, or lose it, nou ik lose het dus allemaal, want ik use het niet!
Anyway, check ik voor de grap maar weer eens mijn statistieken, blijkt dat er niet alleen geregeld nog mensen de weg naar mijn blog weten te vinden, maar dat – hoe opvallend – dat bijna altijd om mijn poëzie-gerelateerde bijdragen gaat. Wat een maffe tijd om op te vallen met poëzie. Want ik moet bekennen dat ook ik regelmatig gebruikmaak van ons aller chatbot.
Of het nou gaat om inspiratie voor een songtekst (was ik sowieso al nooit goed in en vond het altijd al zo’n worsteling dat onze kunstmatig intelligente vriend me nu al geruime tijd hiermee naar behoorlijke tevredenheid op weg helpt) of een gelegenheidsgedicht voor op de familie-app (een van mijn broers stuurde onlangs een foto met als bijschrift ‘Ging Thomas hier niet naar het naaktstrand vroeger?’ en hup, daar toverde ik met een vloek en een zucht een niet eens al te slecht gedicht tevoorschijn), AI is my man!
Ging Thomas hier niet naar het naaktstrand vroeger?
Ging Thomas hier niet naar het naaktstrand vroeger?
Waar de zon steeds zand en water kust,
vrij van zorgen, vrij van alles
elke golf een nieuwe dag.
Onder de hemel uitgestrekt blauw,
Een droom van verre oorden
onbezwaard, gewichtloos
Het hart een stuurloze vriend.
De zee zong zacht haar oude lied:
Komt tijd, komt pas, kom pas
dansen als het ritme
je beweegt op het
leed dat Thomas heet.
Nu staan we hier, zo klein en bloot
De geur blijft steeds dezelfde
Echo’s van zout, van zomers heet
Elke briesje herboren als
De wind langs je oren.
Wat bleef is toen,
De rust van het strand, het eeuwige blauw,
In de golven hoor ik zijn lach,
Thomas, met een aap in zijn linkermouw.
Gedicht: Plompe lori
Een plompe lori in Stompetori
die hield van plezier en jolijt,
zwierde en zwaaide, als iemand haar aaide
en kon zo haar lori-heid kwijt.
Ze klom in een toren, waar niemand haar stoorde
maar durfde niet meer naar benee.
Nu slijt ze haar dagen met zeuren en klagen
en zoeken haar ogen de zee.

NB Toen ik na het maken van dit gedicht eens ging kijken of er nog andere dichters over de plompe lori hadden geschreven, kwam ik erachter dat niemand minder dan Delphine Lecompte dit inderdaad heeft gedaan. Sorry Delphine; nu ben je niet meer de enige!
Gedicht: Bullshitbaan
Ik had dus nooit een bullshitbaan
Dat wou ik ff kwijt
Zulk werk, daar leek me echt niks aan
Echt zonde van m’n tijd
Nou vraag je mij: ‘Wat is er dan
zo shit aan wat ik doe?’
Dan zeg ik: ‘Als zelf ík het kan,
een ezel of een koe,
dan moet het wel iets viezigs zijn,
datgene wat verbindt.
Een stier die schijt, die vindt dat fijn
aan hem heb je geen kind.
Dus wees maar trots op al je werk
Je doet het echt wel goed.
De stier schijt zelden in de kerk.’
(tenzij hij nodig moet)
Minkiepapje
Mijn naam is minkiepapje
Ik flabber als een flapje
Ik konkel als een pierelee
Daar maak je goeie vrinden mee
Hoezee, Hoezee, Hoezee
Mijn naam is moenkiepoepje
Ik stoempel als een stoepje
Ik wompel als een roedergans
Cadans, Cadans, Cadans
Herinnering
I always will remember
Jouw lovely thee met gember
Rijk
Ik droomde vannacht dat ik superrijk was
Ik was de ruimte ingeschoten,
ingevroren,
ontdooid,
in een mini-onderzeeër naar diepste zeebodem gezonken,
geteleporteerd naar een andere dimensie…
Been there, done that.
Ik droomde vannacht dat ik superrijk was
Het was geen leuke droom
Géé Péé Téé
Het was een tijdje stil op De Schots. Iets met drukte op het werk en met hobby’s (muziek, muziek en voetbal) en het gezin enzo. En geen zin (hmm, onbedoeld poëtisch dit? –> ‘gezin’, ‘geen zin’) om iets te verzinnen, want ja, dat zou AI natuurlijk ook voor me kunnen doen. Hoe doen jullie – lezers en ongetwijfeld ook schrijvers – dat allemaal? Zijn er onder jullie bloggers bij die de chatbot inmiddels al helemaal omarmd hebben en zo ja, hoe voelt dat dan? Ik weet dit natuurlijk allemaal niet omdat ik geen sociale media-gebruiker ben. Ik ben meer van de asociale media. Ik schrijf af en toe wat op mijn blogje – het hier voor u openstaande vehikel – en soms, heel af en toe, reageert daar iemand – een mens van vlees en bloed, naar ik aanneem – op, en dan mag ik even in mijn handjes knijpen, zo gelukkig als ik dan ben.
Maar goed, de chatbot. Ik heb ermee gestoeid, vooral op artistiek vlak. Ik had songetksten nodig voor nog te schrijven songs. En laat ik daar nou net een bloedhekel aan hebben, het schrijven van die dingen. Een melodietje, een gitaarloopje, een coupletje, refreintje, verdwaalde brug, solo-stukje; ik draai er doorgaans mijn hand niet voor om. Maar ja, in popmuziek is het wel leuk als er ook iets gezongen wordt en dat moeten dan weer begrijpelijke woorden en zinnen zijn, die ook nog een beetje leuk klinken en rijmen enzo, en die in een straks metrum staan, want ja, anders blijven ze niet hangen in het hoofd van de luisteraar en dát is nou juist precíes wat je wilt!
En, tevreden? Mwoa, ik ben er nog niet helemaal uit. Ik schreef en recordde onlangs voor het eerst sinds tijden een liedje waarop ik oprecht trots ben. Maar écht. (vergeef me mijn hippe 2023-taalgebruik en hardnekkige gewoonte om enerzijds asociaal mediumgebruiker te zijn, en er anderzijds overduidelijk bij te willen horen). Maar hoe ging het uiteindelijk met de songtekst van dat zo-goed-gelukte liedje? Een beetje met ups en downs, qua AI-hulp. Eerst had ik amper tekst en de tekst díe ik had was schrikbarend slecht (waarom een liedje over de liefde van je zoontje voor de kat van de achterburen maken als je die kat vervolgens als een volwassen vrouw bezingt en zelfs aangeeft dat je ooit met haar hoopt te trouwen??!?) Dat moest dus anders. Beter.
Ik liet de chatbot aanvankelijk een tekst maken ‘uit de losse digitale pols’. Gewoon, met een korte omschrijving – een paar zinnetjes – van waar ik vond dat het heen moest gaan, wat de centrale strekking (centrale strekking??!) moest zijn. Vervolgens gebeurde er…..niks. Ik keek twee weken niet naar de songtekst die de bot had gemaakt. Ondertussen bleven de deuntjes en, welja, hier en daar ook tekstflardjes, door mijn hoofd spoken. Maar een couplet om dat geweldige refrein gezelschap te gaan houden/te sandwichen, of ook maar iets wat daar op leek, wilde zich na weken nog steeds niet laten verzinnen. Tot het daar dan toch ineens was, in mijn hoofd, met mijn 42-jarige benen dartelend over het kunstgrasveld in een tochtige uithoek van de grote stad. Zo herinnerde ik mij de voetbalwedstrijden van vroeger ook: eindeloos over de grasmat heen en weer schietend, achter ballen aan hollend, ballen aan de voet krijgend om er iets leuks mee proberen te doen, terwijl in mijn hoofd, op de achtergrond, een eindeloze soundtrack van de meest uiteenlopende top 40-nummers (circa 1987 – 1991) werd afgespeeld.
Maar nu was die soundtrack dus ineens het affe liedje, dat zich klip en klaar, alsof het er altijd al was geweest, aan mij presenteerde: ‘Hier ben ik! Onthoud mij! Voicerecord mij op de smartphone! Werk mij uit achter piano en laptop!’ En dat deed ik. Maar ik kwam een paar zinnetjes tekort hier en daar. Misschien drie of vier in totaal en alleen voor de coupletten, want die kwamen als laatste en waren meer versiering dan kernboodschap. Dus ja, de chatbot deed de rest en deed dat best goed en ik ben dus best tevreden, maar ook niet meer dan dat.
O ja, de titel van dit stuk. Die moet je zo Hollands mogelijk uitspreken, met een harde G en een lange EE (dus géén Engelse DZJ en IE!). Ik ergerde me vroeger al mateloos aan het taalgebruik van mijn hipste middelbare schoolvriend. Die sprak alles wat maar enigszins met computers te maken had op z’n Amerikaans-Engels uit. Dus niet Windoos, maar Oe-in-doows, niet EMMES Dos, maar Ehm Ehs Dahs, en hij presteerde het zelfs om, godbetert, Puhrsuhnohl Kampjoedduhr te zeggen in plaats van Pee See. Dezelfde woede voelde ik opkomen toen iemand in mijn verder niet al te Engels-minnende deel van de familie mijn TsjetGeePeeTee een paar maanden geleden verbeterde door er Chat-Dzjie-Pieh-Tieh van te maken. En daar ben ik nu nog steeds niet helemaal overheen. Dus. Vandaar dit blogje.
Toki Pona (2): Jan Hanlo – De mus
Vorig jaar schreef ik voor het eerst iets over de kunsttaal Toki Pona. Ik weet nog exact op welke dag dat was, want een dag na mijn post viel een of andere idiote president zijn vele malen kleinere buurland binnen. Hoe dan ook, Toki Pona bleef in de periode daarna bij vlagen in mijn gedachten terugkeren. Totdat ik besloot om het officiële Toki Pona-woordenboek te bestellen. De wachttijd bedroeg een week of zes. Een opvallend lange tijd. Zou het boek heel populair zijn, waardoor de vraag groter is dan het aanbod? Of is Toki Pona maar bij zo’n kleine groep populair dat er überhaupt maar heel weinig van die woordenboeken gedrukt worden? Ik heb geen idee, en dat vergroot het mysterie rond deze rare taal eigenlijk alleen nog maar meer.
Moet ik nog dingen uitleggen over Toki Pona? Beter van niet, want ik wil jullie zometeen op mijn eerste vertaling van een Nederlands gedicht naar het Toki Pona trakteren. Maar niet voordat ik gewezen heb op het uitstekende stuk van Marco van Oostendorp op Neerlandistiek.nl.
Grappig weetje: ‘Jan’ betekent in Toki Pona zoveel als ‘iemand’, ‘persoon’, ‘mens’. Jan Hanlo heet in Toki Pona dus eigenlijk Iemand Hanlo
Jan Hanlo – Waso pi kule ma
Moo waso pi kule ma moo waso pi kule ma – moo waso pi kule ma moo waso pi kule ma moo waso pi kule ma
Moo waso pi kule ma moo waso pi kule ma moo waso pi kule ma – moo waso pi kule ma moo waso pi kule ma
Moo waso pi kule ma moo waso pi kule ma moo waso pi kule ma moo waso pi kule ma moo waso pi kule ma moo waso pi kule ma
Moo waso pi kule ma
Awen ale pake
