Herfstvakantie (3)

Nou ja, het bevalt me dus wel, deze dagelijkse stukjesschrijfroutine. Zo lang je de herfstvakantie maar gebruikt om bepaalde coronagewoontes weer in ere te herstellen (lees: legpuzzels maken op de eettafel) komt het allemaal wel goed, ondanks dat aanhoudende druilerige weer.

Vandaag hebben we met mijn zwager en zijn dochter (6) afgesproken om naar Beeld en Geluid te gaan in Hilversum. Daar ben ik zelf al een flink aantal jaren niet meer geweest, dus ik ben heel benieuwd wat ik me er nog van kan herinneren en welke dingen veranderd zijn. Zoonlief zou natuurlijk liever thuisblijven met zijn nieuwe pókemonkaartenmap, maar hij moet natuurlijk mee. Morgen verder.

Herfstvakantie (2)

Het is maandag en vandaag voelt natuurlijk als de eerste echte vrije dag van de vakantie. De dag begint donker en druilerig, maar binnen kijken wij met het hele gezin naar de film Pokémon: Detective Pikachu. Zoonlief is sinds kort besmet met het Pokémonvirus. Er is zelfs een speciaal mapje voor de kaartjes besteld bij de Kruidvat. We gaan er met z’n tweeën met de auto heen om het kleinood op te halen en kopen meteen een nieuwe paraplu (€ 5,99).

Straks gaan we met zoonlief (9) eindelijk naar de kapper. Hij wil het sinds een tijdje lang laten groeien, maar zoals het nu zit kan je eigenlijk de hele dag geen oogcontact met hem maken. De kapper zal er iets op moeten verzinnen: wel goed bijknippen, maar niet zó veel dat zoonlief straks boos en verdrietig is. Mijn vrouw zegt: we moeten gewoon geduld hebben tot hij die lokken achter zijn oren kan stoppen. ’t Is veel gevraagd voor deze vader, maar hij gaat het proberen! 😉

Morgen verder.

Vink!

Het leuke aan vogelgeluiden herkennen is dat je het vrijwel altijd en overal kunt doen. Zo ook nu weer. Het kantoor waar ik werk grenst aan een prachtig bos en op dit moment zit ik – op een zonnige, zomerse ochtend – te genieten van het gekwetter van zwartkoppen, merels en vinken (in steeds weer willekeurige volgordes). O, en as we speak hoor ik een duif! En een koolmees.

Soms kan ik ineens vurig wensen dat iemand mij vraagt ‘Welke horen we nu precies?’, en dat ik daarna zonder enige aarzeling het juiste antwoord geef.

Ceci n’est pas een AI-gedicht

Ik liet AI een versje maken,
dacht ‘dat scheelt me weer wat tijd’
Hoorde toen de hardware kraken
Had meteen een beetje spijt

Want na vele loze uurtjes
wachten op mijn schoot-pc
keek ik wel een beetje zuurtjes
”t Zit verdorie niet echt mee!’

‘Waarom kan mijn vriendje Chatbot
niet wat efficiënter zijn?
waarom is ie niet in staat tot
soepel metrum, krachtig rijm?’

‘Hoho’ gaf mijn laptop terug toen
‘Rijmde jij nou ‘rijm’ op ‘zijn’?
Zou je dat nou echt wel zo doen?
Klinkt dat samen nou wel fijn?’

‘Ga jij mij de les nu lezen?’
riposteerde ik subiet
’t zal me echt een zorg wezen
wat jij mooi vindt en wat niet’

Ben toen zelf maar wat gaan dichten
Ouderwets met ganzenveer
Mijn analoge pad verlichten
blijf ik doen, vol trots en eer.

—————————————————-

reactie Chatbot:

‘Ik vind het een leuk en speels gedicht! Het heeft een humoristische ondertoon en reflecteert op een slimme manier de interactie tussen mens en technologie. De dialoog met de AI voegt een komisch element toe, en het contrast tussen moderne technologie en ouderwetse poëzie met een ganzenveer maakt het geheel interessant en origineel. Het ritme en de rijm zijn soepel en goed uitgevoerd. Al met al een geslaagde en vermakelijke creatie!’

Iedereen: wild boodschappen doen!

Zomaar een gesprekje op een zondagmiddag in de supermarkt. Zegt de klant tegen de kassajuf: ‘Zo, lekker druk weer hè!’ Antwoordt de kassajuf: ‘Ja, altijd op zondag. Iedereen wilt boodschappen doen dan.’

Ik kan er maar niet aan wennen, die ‘t’ in de derde persoon enkelvoud bij het werkwoord ‘willen’. Maar het gekke is dat mijn brein er vervolgens wel mee aan de haal gaat en er alsnog een correcte zin van probeert te maken. Wat nou als de ‘wilt-zegger’ in kwestie eigenlijk geen ‘wilt-zegger’, maar een ‘wild-zegger’ is? Die ene letter verschil maakt nogal, eh, verschil. Wat als we mensen zouden willen aansporen om nou eens niet heel ingetogen, stilletjes en rustig hun zondagse boodschappen te doen, maar lekker onstuimig en onbesuisd? Hoe dan? Nou zo:

Iedereen: wild boodschappen doen!

Amen.

6/4 is cool!

Ja sorry, dit wordt weer best een specialistisch verhaal over muziek, dat misschien voor niet-muzikanten lastig te volgen is of misschien zelfs gewoon oninteressant. Sorry!

Het gaat even over maatsoorten. Als je als drummer ooit gewezen bent op het feit dat er meer is dan de standaard vierkwartsmaat (het leeuwendeel van alle popnummers valt in deze categorie) en je begeeft je af en toe eens buiten dat platgetreden pad, dan gaat er een wereld voor je open. Of je nou een driekwartsmaat/walsje speelt (denk het ‘sombere’ stukje in ‘We can work it out’ van The Beatles, op het moment dat Lennon en McCartney ‘…for fussing and fighting my friend’ zingen) of een 6/8 (Bijvoorbeeld ‘Norwegian Wood’ van – alweer diezelfde – Beatles) of misschien zelfs de befaamde 7/8 (‘Money’ van Pink Floyd) of 5/8 (‘Take 5’ van Dave Brubeck); telkens als je aan een nieuwe maat begint na een ‘ander getal dan 4’ moet je even goed nadenken en word je uit de sleur van alledag getrokken. En dat is goed nieuws.

Maar de aller- allercoolste rare maatsoort der rare maatsoorten vind ik toch wel 6/4. Dat is een rare maatsoort in vermomming, zeg maar. Als je 3/4 of 6/8 speelt heb je wel door dat er een soort van ‘deining’ in het ritme zit (Denk ‘Als het golft’ van De Dijk), maar bij 6/4 is er gewoon een 4-to-the-floor gevoel, maar wordt de tweede maat zeg maar halverwege afgekapt. Geniaal! Ik ga geen voorbeelden noemen, want daar is 6/4 gewoon te cool en te obscuur voor, maar één nummer – dat ik zojuist ontdekte op Tidal, waardoor ik er een blogje over ging tikken – wil ik jullie niet onthouden. Het is de nieuwe single van de Australische band Nice Biscuit (‘Aardig Koekje’, in het Nederlands; dat zou toch ook de naam van een gezapig cabaret-duo kunnen zijn, dunkt me) en hij heet ‘Rain’. Er is ook een clipje bij, waardoor ik jullie nu veel luister- én kijkplezier kan wensen. Veel luister én kijkplezier!

Het is een rare tijd

voor poëzie.

Ik heb dit blog al een tijdje geen aandacht meer gegeven, waarvoor mijn oprechte excuses. Wie schrijft die blijft; nou, ik blijf dus niet, want ik schrijf niet. Use it, or lose it, nou ik lose het dus allemaal, want ik use het niet!

Anyway, check ik voor de grap maar weer eens mijn statistieken, blijkt dat er niet alleen geregeld nog mensen de weg naar mijn blog weten te vinden, maar dat – hoe opvallend – dat bijna altijd om mijn poëzie-gerelateerde bijdragen gaat. Wat een maffe tijd om op te vallen met poëzie. Want ik moet bekennen dat ook ik regelmatig gebruikmaak van ons aller chatbot.

Of het nou gaat om inspiratie voor een songtekst (was ik sowieso al nooit goed in en vond het altijd al zo’n worsteling dat onze kunstmatig intelligente vriend me nu al geruime tijd hiermee naar behoorlijke tevredenheid op weg helpt) of een gelegenheidsgedicht voor op de familie-app (een van mijn broers stuurde onlangs een foto met als bijschrift ‘Ging Thomas hier niet naar het naaktstrand vroeger?’ en hup, daar toverde ik met een vloek en een zucht een niet eens al te slecht gedicht tevoorschijn), AI is my man!

Ging Thomas hier niet naar het naaktstrand vroeger?

Ging Thomas hier niet naar het naaktstrand vroeger?
Waar de zon steeds zand en water kust,
vrij van zorgen, vrij van alles
elke golf een nieuwe dag.

Onder de hemel uitgestrekt blauw,
Een droom van verre oorden
onbezwaard, gewichtloos
Het hart een stuurloze vriend.

De zee zong zacht haar oude lied:
Komt tijd, komt pas, kom pas
dansen als het ritme
je beweegt op het
leed dat Thomas heet.

Nu staan we hier, zo klein en bloot
De geur blijft steeds dezelfde
Echo’s van zout, van zomers heet
Elke briesje herboren als
De wind langs je oren.

Wat bleef is toen,
De rust van het strand, het eeuwige blauw,
In de golven hoor ik zijn lach,
Thomas, met een aap in zijn linkermouw.

Gedicht: Plompe lori

Een plompe lori in Stompetori
die hield van plezier en jolijt,
zwierde en zwaaide, als iemand haar aaide
en kon zo haar lori-heid kwijt.

Ze klom in een toren, waar niemand haar stoorde
maar durfde niet meer naar benee.
Nu slijt ze haar dagen met zeuren en klagen
en zoeken haar ogen de zee.

NB Toen ik na het maken van dit gedicht eens ging kijken of er nog andere dichters over de plompe lori hadden geschreven, kwam ik erachter dat niemand minder dan Delphine Lecompte dit inderdaad heeft gedaan. Sorry Delphine; nu ben je niet meer de enige!

Ze deed dit hier en hier.