Je zou het bijna vergeten, in een landje waar het nog maar af en écht goed sneeuwt en waar de sneeuw meestal binnen no-time gesmolten is, maar het is altijd weer verbazingwekkend hoe de sneeuw zich heen en weer beweegt tussen twee uitersten: enerzijds bedekken en verbergen, anderzijds onthullen en verraden.
Als eerste voorziet de sneeuw alle levenloze lelijkheid van de in winterslaap gesuste flora van een prachtige, witte laag. Kale takken en schrale graslandjes zien er ineens een stuk mooier uit. Vervolgens onttrekt de sneeuw ook blikjes, flesjes, lege chipszakjes en ja, gebruikte mondkapjes aan het zicht. Heerlijk!
Maar dan is de sneeuw klaar met al dat gedecoreer en laat ze zich van haar meest venijnige kant zien. Waar hondenbezitters normaal gesproken precies weten hoe ze voorkomen dat buurtbewoners zien op welke ongewenste plekken hun viervoeters hun behoefte doen, is de sneeuw nu onverbiddelijk. Het ene moment zie je de buurvrouw, schichtig om zich heen kijkend, met haar bejaarde poedels richting bosrand schuifelen, het volgende moment wordt de maagdelijke sneeuw ineens opgesierd door twee eigenzinnige gele vlekken die op een doek van Karel Appel niet hadden misstaan.
Ook coronaregels aan hun laars lappende ‘brave’ burgers laat de sneeuw ineens door de mand vallen. Waar door het thuiswerken en de dichte winkels de auto’s op de parkeerplaats eigenlijk dagen in onbruik zouden moeten zijn, zie je nu na één dag al wie zijn auto sneeuwvrij heeft gemaakt voor een blijkbaar noodzakelijk ritje. Na een paar dagen kan tussen alle blinkende, schoongeveegde bolides je eigen oude auto zomaar ineens als een schitterende witte heuvel oprijzen, zeggende: ‘Ha ha, zie mij maar eens uit deze lekkere witte donsjas te krijgen!!’
Het meest vrolijke wat de sneeuw kan onthullen? De sleesporen van al die kinderen die – door hun ouders voortgetrokken – dit oeroude winterse vervoermiddel gebruiken om bij school te geraken.