Toegegeven, het thema ‘vogels’ is de afgelopen jaren steeds meer naar de achtergrond geschoven hier op de Schots. Gelukkig was er de afgelopen dagen weer eens aanleiding voor een stukkie over een bijzondere gevederde vriend. En niet zo maar een: de enige echte zwartnek fazantduif! Wie? Wat? De zwartnek fazantduif! Is het een duif? Is het een fazant? Neen: het is een fazantduif! Met een zwarte nek dus. Ook nog.
Maar dat ie een gekke naam heeft is niet het enige bijzondere aan deze soort. Het bijzondere aan deze vogel is dat ie maar liefst 140 jaar lang (!!!) niet werd waargenomen. Tot voor kort dus. Afgelopen september lukte het drie onderzoekers om het dier op Fergusson Island (Papoea Nieuw-Guinea) te spotten.
Als een dier plotseling weer opduikt na heel lang niet te zijn gesignaleerd noem je het een Lazarus-soort, naar een bekende bijbelse figuur die na zijn dood door Jezus’ toedoen kon herrijzen. Inderdaad, precies zoals een uitgestorven gewaande diersoort bij een onverwachte waarneming als het ware weer uit de dood lijkt op te staan.
Nu hopen wetenschappers dat meerdere exemplaren van de zwartnek fazantduif gevangen kunnen worden om te voorkomen dat de soort alsnog uitsterft. Een nobel streven.
Lijkt ie op een duif? Ja! Op een fazant? Ook! Heeft ie een zwarte nek? Soort van. Ok, check!
Ze hebben waarschijnlijk nog nooit samen in één blogje gestaan, maar voor alles moet een eerste keer zijn.
Hierbij dank ik zowel Edward van de Vendel als Wisse Beets uit de grond van mijn hart, omdat zij mij de afgelopen jaren zoveel taalplezier hebben bezorgd. Van de Vendel als de fantastische vertaler van de Waanzinnige Boomhut-serie (én zijn eigen meesterlijke dichtbundel Wat je moet doen als je over een nijlpaard struikelt én de vertaling van de kortgeleden door ons ontdekte serie over De verschrikkelijke meneer Gom) en Beets als het meesterbrein achter het Woordgraptogram, dat iedere maandag achterop de V-bijlage van de Volkskrant staat en dat ik, als het even meezit, iedere week probeer te maken. De ene keer met meer succes dan de andere; dat dan weer wel.
Er is iets raars aan de hand met het gedicht Het huwelijk van de dichter A. Marja (1917-1964). Het begint er eigenlijk al mee dat er een ander Nederlands gedicht met dezelfde titel is dat veel meer bekendheid geniet. Nog steeds schijnen tal van landgenoten uit Willem Elsschots Het huwelijk complete strofen te kunnen opzeggen. Niet gek, voor een van de marginaalste der kunstvormen. Maar ja, wat wil je ook, met zinnen als Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand. Die zou zo maar de plot van een NPO-dramaserie in een notendop kunnen zijn. Of een nare kop uit de media over een verkeerd afgelopen toxische relatie. Hoe dan ook, Elsschots Huwelijk is vele malen bekender dan het gelijknamige gedicht van een van zijn vak- en tijdgenoten: A. Marja.
Persoonlijk was Marja’s Huwelijk altijd een van mijn favorieten uit Domweg gelukkig aan de Dapperstraat, een bekende, nogal beknopte (pocketformaat) bloemlezing van de totale Nederlandse poëziegeschiedenis. Ik kreeg deze bundel in 1994 van Sinterklaas. Dat vergeet ik niet snel, want het staat (in mijn vaders handschrift, gek genoeg) voorin op de eerste vergeelde pagina, met blauwe balpen geschreven. Juist de wat meer grappige en ironische gedichten in deze bundel braken voor mij het ijs, voor zover er nog ijs tussen mij en de poëzie in stond op dat moment. Maar – nu komt het – ik heb Marja’s Huwelijk altijd gelezen alsof het door een vrouw geschreven was. Ik weet het, stom, want het is toch duidelijk dat Marja hier een achternaam is bij een voornaam die begint met een A en dat je zo’n naam niet zomaar aan een man of vrouw kan toeschrijven. Kennelijk besefte ik dat nooit. Ik las de naam van de dichter blijkbaar nogal achteloos. Het gedicht zelf, daar ging het immers om.
Omdat ik de ‘ik’ uit het gedicht dus als vrouw zag, beschouwde ik het als een ironisch feministisch statement. Toen ik het onlangs wilde opzeggen aan mijn geliefde en er (zoals gewoonlijk) niet helemaal uit kwam, zocht ik het op en wat bleek: geschreven door een man! Ik hoopte dat ik er misschien twee versies waren: dit mannelijke origineel én een ironische reactie daarop van een vrouwelijke dichter. En in mijn hoofd gaat het in laatstgenoemde versie niet om het eten dat klaar is, maar om het (de?) vuilnis dat (die?) buitengezet moet worden. Helaas, dit gedicht blijkt onvindbaar. Heb ik het dan gedroomd? Iedere keer als mij thuis gevraagd wordt of ik een dergelijke handeling (zak naar de bak, bak naar de straat, bak terug) wil uitvoeren, denk ik even aan een bepaald gedicht, maar……dit gedicht bestaat helemaal niet!
Ik hoop dat ik het verkeerd heb en dat een van jullie me alsnog het betreffende gedicht kan tonen of dat iemand (wel een vrouw!) het alsnog kan schrijven. Dan is dit lange verhaal sowieso niet voor niets geweest.
.
A. Marja – Het huwelijk
Ik heb je alles gegeven: een gedicht, mijn maandsalaris en een kind; wil je nu even kijken of het eten klaar is?
Coca-Cola had altijd zijn eigen cola, Fanta en Sprite. Pepsi had Pepsi Cola, Sisi en 7Up. Amerikaanse frisdranken met min of meer dezelfde smaak. En wij Hollanders? Wij hadden cassis. Van Hero. Dat is een lekkere merknaam, want hij betekent ‘held’. Een Nederlandse acteur was ooit een blauwe maandag zanger en noemde zich voor die gelegenheid Hero. Hij speelde in een voetbalfilm die een grote hit werd in de bioscopen. In die film zou een epische ballade te horen zijn, geschreven door een bebrilde Brabander, en de acteur mocht dit lied voor de gelegenheid zingen en uitbrengen onder de naam Hero. Een van de andere acteurs in de film had een vader die ook Hero heette. En die was ook weer acteur. Toeval bestaat niet.
Ik vroeg me laatst iets af over illusies: word je ze armer, of rijker? Het verwarrende zit hem in het feit dat niet helemaal duidelijk is wat er gebeurt als je een illusie hebt. In principe is een illusie natuurlijk iets wat er eigenlijk sowieso niet is. Het is immers een waanbeeld, iets wat je droomt; je kunt het niet aanraken. Maar als je zo’n waanbeeld of droom erbij krijgt betekent dat dus dat je het juist dáármee zal moeten doen; je zult het nooit daadwerkelijk tastbaar voor je zien. In dat geval zou je de uitdrukking ‘een illusie rijker’ dus – ongeacht het feit dat het woord ‘rijk’ een positieve connotatie heeft – als een negatieve uiting kunnen beschouwen. Maar omgekeerd is het natuurlijk ook vervelend als je ‘een illusie armer bent’. Dan heb je immers niet eens meer het waanbeeld, de droom, om je aan te laven, waar je dit waanbeeld of deze droom überhaupt al niet geconcretiseerd had.
Ik ga deze kwestie maar eens googelen, maar ga er niet vanuit dat ik er op terugkom! 😉
Nou ja, en toen was het ineens tijd om een blogje over Bill Callahan te tikken. Bill wie? Bill Callahan. Een eigenzinnige Amerikaanse singer-songwriter met zo ongeveer de herkenbaarste lage stem uit de hedendaagse popmuziek. Deze Bill brengt binnenkort (14 oktober) een nieuwe plaat uit met de zeer interessante titel
Die komma moet daar weg. Ik kopieerde hem per ongeluk mee. De titel is dus in spiegelbeeld. Lees zelf maar wat er eigenlijk staat; als ik het verklap is er geen klap meer aan. Hoe dan ook, overal ter wereld zitten in indie/alternatieve muziek gespecialiseerde muzieknerds op dit moment in de symbolenfunctie van hun tekstverwerkingssoftware te zoeken naar gespiegelde letters. Arme stakkers. Kopieer die letters gewoon als plaatje, en klaar is Kees.
Wat me dus meteen al fascineert is de eerste single van die plaat, Natural Information geheten. Klonk de muziek van Callahan op al zijn soloplaten al losjes en geïmproviseerd, hier gaat ie helemaal los, inclusief een aantal gastmuzikanten die met elkaar een heuse backing-band voor de eenling lijken te vormen. Als ik zo’n opvallende songtekst hoor ga ik er altijd meteen naar op zoek, en dit nummer bleek zo nieuw te zijn dat de tekst nog niet eens op Genius stond. Even verder zoeken dan maar. Aha, raak, er zijn oplettenden die zoiets wel meteen waarderen en even online zetten.
Wat meteen opvalt is de belachelijke herhaling van de titel van het lied. Maar liefst 21 keer doet zingt de zanger de woorden Natural Information. Wat is die natuurlijke informatie precies? Bill lijkt een rookgordijn op te trekken. Niet voor niks noemde hij zichzelf in een grijs verleden Smog. Ok, al vrij snel kom je uit bij een muziekproject dat Natural Information Society heet. De mensen die bij dat project betrokken zijn komen uit Chicago en releasen wel eens platen op het Drag City-label. Even doorklikken. Ja hoor, Bill Callahan schijnt nogal wat muziek uitgebracht te hebben via dat label. Zo komen we ook geen stap verder.
De verdere songtekst van Natural Information biedt ook weinig soelaas.
Got me in a state, a deep contemplation
Ok, hij komt in een staat van diepe contemplatie dankzij de natuurlijke informatie. En verder?
Strolling my baby down the street All I see is little feet As she sleeps, I dream Baby dream, dream, baby dream
Altijd leuk, die dubbelzinnigheid bij dat woord ‘baby’ in het Engels. Eerst denk je aan een schatje, een liefje, maar nee hoor, het blijkt te gaan om een kleine spruit die voor Bill in een kinderwagen ligt. Haar kleine voetjes steken schattig uit. En terwijl zij slaapt, droomt hij. En maant hij haar om hetzelfde te doen: ‘Baby, droom, droom, baby, droom!’ Ja, ja, al goed, papa!
A breeze upon the pale skin Metal lock lies within
Gaat dit nog over zijn kleine meisje in de kinderwagen? Een briesje waait over haar bleke huid. Een metalen slot ligt erin. Ok, ok.
I wrote this song in five and forever I’m writing it right now I wrote this song in five In recovery slides
Heerlijk, liedjes waarin verwezen wordt naar het liedjesschrijfproces. Hij deed er vijf minuten/dagen/maanden/jaren over om dit lied te schrijven. Ik hoop persoonlijk op vijf minuten. Zo klinkt het lied en ik blijf daar graag in geloven. ‘Ik ben het op dit moment aan het schrijven’ sluit daar ook het lekkerst op aan. En dan komt denk ik het mooiste beeld uit het lied. Ik moest het opzoeken om het te snappen, maar recovery slides zien er dus zo uit:
Tsja, hoe noem je zoiets, orthopedische ziekenhuisslippers? Het woord ‘recovery’ lijkt wel op zoiets te duiden in elk geval: ‘herstelslippers’, slippers waarin je lekker herstelt van eh….iets, een blessure, verwonding of whatever. Het beeld werkt in elk geval: ik zie hem voor me, de singer-songwriter met de droge, lage stem, zijn band om hem heen, een tekst verzinnend terwijl hij zing en speelt. Heerlijk.
Maar ja, de raadselachtigste zinnen moeten dan nog komen…
Two million years of date Humans still in Barbuda Despite natural information
Ook dit moest ik weer opzoeken. Barbuda is een eiland in het Caribisch gebied. Niemand minder dan Columbus ontdekte het ooit, in 1493, en stuitte er op de oorspronkelijke bewoners, te weten Arowakken en Cariben. Die zouden er (volgens de Engelse pagina) in de Steentijd zijn aangekomen. Maar Bill, hoe kom je er dan bij dat er al 2 miljoen jaar mensen wonen? Wat weet jij wat Wikipedia niet weet? Ben je behalve singer-songwriter ook nog een soort alwetend orakel? Bill, leer Nederlands, lees mijn blog, beantwoord mijn vragen, asjeblieft! Ik beloof dat ik je album zal kopen zodra het uitkomt op vinyl, in februari 2023.
POST SCRIPTUM
Volgens mij moest daarboven niet ‘date’ staan, maar ‘data’. Dán snap ik het wel! Bedenk dat we al ruim twee miljoen jaar informatie/data verzamelen en je snapt dat het – in de belachelijk grote digitale datadichtheid van ons huidige tijdgewricht – vanzelfsprekend heerlijk is als er nog informatie is die ‘natuurlijk’ genoemd kan worden, d.w.z.: niet opgeslagen in een of ander datacentrum. En als Barbuda staat voor ongereptheid, dan staat dat eiland natuurlijk ook voor niet gedigitaliseerde informatie, ‘natuurlijke’ informatie, zogezegd.
‘Hè, wat een saaie zondag, dacht ik toen ik naar buiten liep. Eigenlijk is het elke dag saai in Moerasdorp’, schreef de kleine Halka in haar dagboek. Wat had ze nou eigenlijk aan een dagboek als ze er nooit iets spannends in kon schrijven?
Halka leefde met haar moeder in een gezellig huisje. Er was geen vader, want haar ouders scheidden toen Halka nog maar een baby was.
Hoewel het er saai was, was er misschien toch één ding spannend in Moerasdorp. Niemand kon het echt bewijzen, maar sommige Moerasdorpelingen beweerden wel eens een gnobbel gezien te hebben. Gnobbels zouden rare wezens zijn die diep in het moeras leefden. Alle beschrijvingen van het wezen verschilden enigszins van elkaar, maar sommige details kwamen telkens terug: gnobbels zouden groen zijn met een schild op hun rug dat zo hard was als graniet.
De grootste wens van Haka was: een keer een gnobbel zien.
‘En dus ging ik pad’, schreef ze in haar dagboek. ‘In de richting van het moeras, want daar worden gnobbels het vaakst gezien.’
Behendig was Halka op haar fiets gesprongen. ‘Zo’ zei ze, toen ze bij het moeras aankwam, ‘hier is het!’ Ze had dat nog niet gezegd, of ze zag iets borrelen in het moeras. ‘En toen stond er opeens een gnobbel voor me! Hij was groen met een schild op zijn rug en hij had drie vingers’, zou ze later in haar dagboek schrijven.
‘Hallo’ zei ik. ‘Hallo’ zei de gnobbel. ‘Kun je me misschien helpen?’ vroeg hij. ‘Wat kan ik voor je doen?’ vroeg ik. ‘Je moet me naar de Bulleberk brengen’ zei de gnobbel. ‘Maar gnobbels leven toch in het moeras?’ ‘Ja, maar ik ben een bosgnobbel.’ ‘O, ik wist niet dat die ook bestonden. Ok, spring maar achterop mijn fiets’, zei ik. ‘Dan breng ik je terug naar het bos.’
‘De gnobbel sprong behendig op de bagagedrager. Met zijn drie vingers hield hij zich stevig vast. Bij de Bulleberk aangekomen namen we afscheid van elkaar. Toen ik aan het eind van het pad nog even achterom keek, zag ik hem zwaaien, met zijn rode mutsje in zijn hand (ik zag nu pas dat hij een rood mutsje op had gehad). Zou hij voortaan door mensen met rust worden gelaten?’
‘Wat ben je stil, Halka’, zei moeder die avond aan tafel. ‘Ach, wat weten grote mensen ook van gnobbels!’ dacht ze.
Dit verhaal vond ik in een opstelschrift uit het schooljaar 1990-1991. Ik schreef het waarschijnlijk aan het eind van groep 7, ergens tussen maart en juli 1991. Het verwerken van dagboekfragmenten hoorde waarschijnlijk bij de vooraf gegeven opdracht.