voor poëzie.
Ik heb dit blog al een tijdje geen aandacht meer gegeven, waarvoor mijn oprechte excuses. Wie schrijft die blijft; nou, ik blijf dus niet, want ik schrijf niet. Use it, or lose it, nou ik lose het dus allemaal, want ik use het niet!
Anyway, check ik voor de grap maar weer eens mijn statistieken, blijkt dat er niet alleen geregeld nog mensen de weg naar mijn blog weten te vinden, maar dat – hoe opvallend – dat bijna altijd om mijn poëzie-gerelateerde bijdragen gaat. Wat een maffe tijd om op te vallen met poëzie. Want ik moet bekennen dat ook ik regelmatig gebruikmaak van ons aller chatbot.
Of het nou gaat om inspiratie voor een songtekst (was ik sowieso al nooit goed in en vond het altijd al zo’n worsteling dat onze kunstmatig intelligente vriend me nu al geruime tijd hiermee naar behoorlijke tevredenheid op weg helpt) of een gelegenheidsgedicht voor op de familie-app (een van mijn broers stuurde onlangs een foto met als bijschrift ‘Ging Thomas hier niet naar het naaktstrand vroeger?’ en hup, daar toverde ik met een vloek en een zucht een niet eens al te slecht gedicht tevoorschijn), AI is my man!
Ging Thomas hier niet naar het naaktstrand vroeger?
Ging Thomas hier niet naar het naaktstrand vroeger?
Waar de zon steeds zand en water kust,
vrij van zorgen, vrij van alles
elke golf een nieuwe dag.
Onder de hemel uitgestrekt blauw,
Een droom van verre oorden
onbezwaard, gewichtloos
Het hart een stuurloze vriend.
De zee zong zacht haar oude lied:
Komt tijd, komt pas, kom pas
dansen als het ritme
je beweegt op het
leed dat Thomas heet.
Nu staan we hier, zo klein en bloot
De geur blijft steeds dezelfde
Echo’s van zout, van zomers heet
Elke briesje herboren als
De wind langs je oren.
Wat bleef is toen,
De rust van het strand, het eeuwige blauw,
In de golven hoor ik zijn lach,
Thomas, met een aap in zijn linkermouw.
