Goudhaantje

goudhaantje 1 verbeterd klein

Wat doen ze? Wat eten ze? Waar gaan ze heen? Waarom hebben ze zo’n mal geel streepje over hun harses lopen? Hoe kan het dat een vogeltje dat zo weinig weegt, niet bij de eerste de beste windvlaag overhoop geblazen wordt? Ik heb geen idee, maar getsiederrie wat was ik vanochtend blij dat dit goudhaantje de boom in mijn achtertuin onveilig maakte! Heerlijk. Gelukkig hebben we de foto’s nog, dus u kunt nu ook meegenieten!

goudhaantje 4 verbeterd

 

Merelmaaltijd

Misschien komt het doordat ik de prikneuzen eronder de hele zomer lang een extra scheutje water gaf ’s avonds, of misschien komt het gewoon door het feit dat dit een ijzersterke struik is. Het lijkt er in elk geval op dat deze bessenstruik de droogte tijdens de afgelopen zomer prima doorstaan heeft. Of is er toch iets van slijtage te zien bij de besjes die bovenop een beetje grauw uitgeslagen zijn? Hoe dan ook, het kan niet lang meer duren voordat het voor ons huis weer een komen en gaan zal zijn van merels. Altijd leuk om een extra reden te hebben om aan de voorkant van het huis naar buiten te kijken. Eet smakelijk!

Freddies Tritonkaketoe

tritonkaketoe

Goh, ja, en dan lees je ineens dit bericht en laat je je de kans niet ontnemen om twee favo blog-onderwerpen in één bericht te kunnen verwerken: geschiedenis en vogels. Nou, gooi ‘m er maar in!

Die vroege middeleeuwen, ze blijven maar actueel. Had ik het een tijd geleden over dit boek, iets later over deze ontdekking en vanochtend nog over dit boek, vandaag stuitte ik ineens op de tritonkaketoe van keizer Frederik II.

Lang verhaal kort: witte exotische papegaai-achtige blijkt 600 jaar eerder in West-Europa te zijn geïmporteerd dan aanvankelijk gedacht. Frederik II, die van 1220 tot 1250 keizer van het Heilige Roomse Rijk was, vogelde nogal fanatiek en schreef een dik boek Over de kunst van het jagen met vogels (De arte venandi cum avibus). Op zijn beurt maakte een Nederlandse hoogleraar pijnbestrijding daar dan onlangs weer een boek over, waar de krant een half jaar geleden al aandacht aan besteedde.

De bron waar deze Ben Crul uit putte heeft dus nu ook de kennis opgeleverd dat bovenstaande gevederde witte vriend hier al begin 13e eeuw rondvloog. Het grappigste aan het verhaal is misschien nog wel dat uit de vier plaatjes die ooit werden neergekrabbeld en ingekleurd (door Frederik zelf?) klaarblijkelijk op te maken valt dat het uit Azië overgekomen (geschonken door een sultan) dier er gaaf uitzag, wat er dan weer op wees dat hij goed in zijn vel zat en het prima naar zijn zin had. Of zoiets. Dat kan vast niet van iedere hedendaagse tritonkaketoe in een willekeurige zoo gezegd worden.

Magnolia

DSC02150

De witte magnolia in onze voortuin bloeit. Een heel groot deel van mijn leven wist ik niet eens dat magnolia’s bestonden. Ik geloof dat de beroemde gelijknamige film mijn eerste kennismaking was met deze boom-/struik-/bloemensoort.

Die film mocht ik vlak voor de release trouwens zien bij een cursus filmrecensies schrijven in een klein bioscoopzaaltje, waarbij hij vakkundig werd ingeleid door de docent. Een mazzeltje, want zo’n film kijken met de geweldige achtergrondfeiten (o.a. dat zo ongeveer het complete verhaal zich als een soort visioen aan regisseur Paul Thomas Anderson geopenbaard  zou hebben toen hij  naar A Day in the Life van The Beatles luisterde) is een voorrecht. Omdat de film vol raadselachtige symboliek zit – op een bepaald moment vallen er spontaan kikkers uit de lucht – schreeuwt hij om extra uitleg en encyclopedische feitjes, waar de meeste kijkers helaas nooit van op de hoogte zullen raken.

Onze witte magnolia heeft zo zijn eigen verhaal. Hij werd gelijktijdig aangeschaft met een kleiner, roze zusje en lange tijd stonden beide magnoliae in grote potten in een hoekje van de achtertuin. Ik vond dat ze een mooie plek in de voortuin moesten krijgen, want de prachtige grote bloemen verdienen niet minder dan door iedere langs struinende NS-wandelaar en langs zoevende fietstoerist gezien te worden. Maar de vrouw des huizes had het idee dat we onze dure huurwoning snel zouden gaan verruilen voor een ‘voordelige’ koopwoning, die op z’n minst ook een tuin moest hebben. Dan zouden de magnolia’s direct vanuit de pot de nieuwe tuin in kunnen. Ach, en zoals dat bij zoveel aspirant-starters (ik vind eigenlijk dat je pas starter genoemd mag worden als er daadwerkelijk sprake is van een aankoop) op de woningmarkt gaat: van uitstel komt afstel. Dat is maar goed ook, want die markt zit muurvast en voor de prijzen die je nu ziet op Funda kunnen en willen wij in onze regio even niet aan kopen denken.

En zo kregen de witte en de roze pronkstruiken anderhalf jaar geleden toch hun welverdiende plekje in de voortuin en hebben ze daar vorig jaar al een keer prachtig gebloeid. De witte bloeit het eerst en heeft grote knoppen die je eigenlijk al vanaf de herfst ziet zitten. De roze heeft kleinere knopjes die je pas in de aanloop naar de lente aan de takken ziet verschijnen. Zij gaat pas bloeien als de witte haar blaadjes al lang en breed over de tuin en de stoep heeft uitgespreid.

Vandaag zag ik, fietsend door ‘gewone’ woonwijken met ‘gewone’ huizen als het onze, een paar voortuinen met witte magnolia-struiken. ‘Een struik voor iedereen!’, dacht ik en voelde me extra content toen ik onze eigen struik bij thuiskomst weer aanschouwde.

 

Buizerds

Een paar dagen geleden waren ze er ineens weer, vlak boven onze woonwijk cirkelend: de buizerds. Aan het begin van de lente, als de lucht niet al te donker en bewolkt is, verleggen ze hun territorium en verlaten de bossen om hun geluk ook eens boven de huizen en de straten te beproeven. Geen idee of ze wel eens naar beneden duiken om een woonwijkmuisje o.i.d. te verschalken of een graai te doen in een of andere afvalbak, maar ze laten in elk geval eens in de zoveel tijd hun snavel zien. In het begin had ik niet door dat zij het waren die dat kenmerkende, een tikje meeuw-achtige, schelle zeur-krijsje lieten horen, maar nu valt het me al op als ik het vaag in de verte hoor.

Het leuke is dat ze ook vaak gezellig in groepsverband gaan jagen. Zo ook op de bewuste dag dat ik het onderstaande filmpje maakte. Een experiment, want de eerste video-post op mijn nog prille blog.

Het liedje dat ik eronder heb gezet is van Iron & Wine en heet – heel toepasselijk – Lovesong of the Buzzard.

Sijsje

DSC02034 sijsje 1 verbeterd

De hele winter hebben ze ons gezelschap gehouden in de achtertuin. Ok, toegegeven, het zal wat te maken hebben gehad met het grote aanbod aan snacks aldaar (zaadjes, vetbollen, pindakaas en – een schijnbaar onuitputtelijke voorraad, want giga-zak – pinda’s), maar die hadden we de vorige twee winters ook en toen waren ze vrijwel onzichtbaar. Ik heb over de prachtige, elegante sijsjes.

Gisteren probeerde het voorjaar weer eens door te breken (+- 10 graden en zowaar wat zon) en werd het tijd om met zoonlief naar de zandbak in de achtertuin te verkassen. Vanaf de bankjes in die bak kun je perfect de vogels in de gaten houden, en dat deed ik dan ook. De sijsjes waren er nog en ze waren verdacht relaxed en totaal niet schuw. Dit exemplaar (volgens mij een vrouwtje) liet zich zeldzaam makkelijk op de gevoelige plaat vastleggen.

Vanochtend vloog er trouwens eentje tegen een raam. Die zat nog een halfuur beduusd op een tak na te shaken. Gelukkig was het licht vandaag niet zo mooi en had ik er al een op de foto, dus hoefde ik geen ramptoerist te spelen door het vogeltje nogmaals te fotograferen.

Als je trouwens leuke feitjes weet over deze vogel: reageer gerust!

Drummers

DSC01983 dit is hem

Hatsjikkidee, daar issie dan: de bonte specht! Het heeft even geduurd voordat hij het aandurfde om in onze tuin langs te komen, maar vanmiddag was het dan eindelijk zo ver. En dat terwijl het er hier in de omgeving echt van wemelt. Even voor de beeldvorming: aantal bonte spechten dat ik in de eerste 35 jaar van mijn leven zag: 2; aantal bonte spechten dat ik in de drie jaar heb gezien sinds ik in een bosrijke randgemeente woon: 637. Maar meestal zit ie dus in het bos. Blijkbaar heeft ie daar normaal zoveel te eten dat naar een tuin komen niet nodig is.

Maar eigenlijk wilde ik het over iets heel anders hebben, namelijk drummen. Spechten worden ook wel de drummers van het bos genoemd, uiteraard door hun gehamer, en wetenschappers gingen er altijd vanuit dat ze door de evolutie geen last hadden van dat eindeloze gebeuk op dat hout. Tot afgelopen februari ineens bekend werd dat wetenschappelijk is vastgesteld dat ze wel degelijk schade oplopen. Een beetje zoals voetballers die eindeloos tegen een bal koppen, zeg maar.

Hoe dan ook, de specht is de drummer van het bos en dat maakt hem zo cool, want drummers zijn cool. Hoe ik dat weet? Zoals de meeste drummers beleefde ik mijn coming-out na eindeloos getik met potloden en pennen op van alles en nog wat (ok, for your information: mijn witte bureaulamp was de hi-hat, de stang van mijn lundia-bureautje de bass-drum en het bureaublad de snare), ten einde het huiswerk maar zo lang mogelijk uit te stellen. Vre-se-lijk, die puberteit. En ik had al een gitaar-fetisch, dus dit kon er ook nog wel bij. En toen mocht ik het drumstel van mijn neefje lenen en in een lege studeerkamer zetten en woonden mama en ik alleen in een groot vrijstaand huis en kon ik eigenlijk zo veel en zo vaak als ik maar wilde rammen op dat ding. Zucht, die goede oude tijd. En daarna zit je dus een leven lang opgezadeld met een nerd-hobby (‘Hoeveel inch zijn jouw cymbals? Speel je met zo’n grote ride? Echt waar?’) die je eigenlijk nooit echt kunt beoefenen, want geen vrijstaand huis of mogelijkheden tot isoleren van een schuurtje in de achtertuin waar dat idioot grote ding toch al niet in paste. Grrr. Maar hé: in de oefenruimte en live is het feest en kan iedere drummer altijd zijn ei kwijt. Al was het maar voor een uurtje. Lang leve de spechten van de rock ’n roll!

mijn drumstel

En dit is dus mijn drumstel, eh…. kit, voor de kenners onder jullie.