‘Hè, wat een saaie zondag, dacht ik toen ik naar buiten liep. Eigenlijk is het elke dag saai in Moerasdorp’, schreef de kleine Halka in haar dagboek. Wat had ze nou eigenlijk aan een dagboek als ze er nooit iets spannends in kon schrijven?
Halka leefde met haar moeder in een gezellig huisje. Er was geen vader, want haar ouders scheidden toen Halka nog maar een baby was.
Hoewel het er saai was, was er misschien toch één ding spannend in Moerasdorp. Niemand kon het echt bewijzen, maar sommige Moerasdorpelingen beweerden wel eens een gnobbel gezien te hebben. Gnobbels zouden rare wezens zijn die diep in het moeras leefden. Alle beschrijvingen van het wezen verschilden enigszins van elkaar, maar sommige details kwamen telkens terug: gnobbels zouden groen zijn met een schild op hun rug dat zo hard was als graniet.
De grootste wens van Haka was: een keer een gnobbel zien.
‘En dus ging ik pad’, schreef ze in haar dagboek. ‘In de richting van het moeras, want daar worden gnobbels het vaakst gezien.’
Behendig was Halka op haar fiets gesprongen. ‘Zo’ zei ze, toen ze bij het moeras aankwam, ‘hier is het!’ Ze had dat nog niet gezegd, of ze zag iets borrelen in het moeras. ‘En toen stond er opeens een gnobbel voor me! Hij was groen met een schild op zijn rug en hij had drie vingers’, zou ze later in haar dagboek schrijven.
‘Hallo’ zei ik. ‘Hallo’ zei de gnobbel. ‘Kun je me misschien helpen?’ vroeg hij. ‘Wat kan ik voor je doen?’ vroeg ik. ‘Je moet me naar de Bulleberk brengen’ zei de gnobbel. ‘Maar gnobbels leven toch in het moeras?’ ‘Ja, maar ik ben een bosgnobbel.’ ‘O, ik wist niet dat die ook bestonden. Ok, spring maar achterop mijn fiets’, zei ik. ‘Dan breng ik je terug naar het bos.’
‘De gnobbel sprong behendig op de bagagedrager. Met zijn drie vingers hield hij zich stevig vast. Bij de Bulleberk aangekomen namen we afscheid van elkaar. Toen ik aan het eind van het pad nog even achterom keek, zag ik hem zwaaien, met zijn rode mutsje in zijn hand (ik zag nu pas dat hij een rood mutsje op had gehad). Zou hij voortaan door mensen met rust worden gelaten?’
‘Wat ben je stil, Halka’, zei moeder die avond aan tafel. ‘Ach, wat weten grote mensen ook van gnobbels!’ dacht ze.

Dit verhaal vond ik in een opstelschrift uit het schooljaar 1990-1991. Ik schreef het waarschijnlijk aan het eind van groep 7, ergens tussen maart en juli 1991. Het verwerken van dagboekfragmenten hoorde waarschijnlijk bij de vooraf gegeven opdracht.