Deliverance

Het is al weer een tijdje geleden dat ik een film besprak hier op De Laatste IJsschots, dus hup, vooruit, gooi ‘m er maar in!

De jaren ’70 worden ook wel gezien als de Golden Age of Film en dat is voor dat decennium wel fijn, want verder schijnen we de 70’s vooral zo snel mogelijk te moeten vergeten. Harry Mulisch zei al eens dat er in de jaren ’70 niets, maar dan ook echt niets gebeurde wat de moeite waard was, maar hij was dan zelf waarschijnlijk ook bepaald geen filmkenner. Ten minste, ik kan me weinig voorstellen van Mulisch die in de rij staat in de bioscoop voor klassiekers als Jaws en Star Wars, dus van die Golden Age of Film zal ie in die jaren weinig mee gekregen hebben.

Enfin, waar wilde ik het over hebben? O ja, een absolute must-see-film uit de jaren ’70, namelijk Deliverance. Deze film stond al zo lang op mijn lijstje om te kijken dat ik onderhand al 28 keer op het punt had gestaan om hem te kijken, maar er nooit daadwerkelijk aan toe was gekomen. Tot nu. En wat heb ik een spijt dat ik niet eerder ben gaan kijken.

Waar gaat Deliverance over? In het kort: vier mannen uit de grote stad gaan op het Amerikaanse platteland onderzoek doen naar een oeroude rivier. Het zou wel eens kunnen dat de rivier door de geplande bouw van een dam gaat verdwijnen, dus het is typisch een gevalletje ‘laatste kans’ voor de mannen. Echt onderzoek gaan ze niet doen, want uiteindelijk gaat het hier gewoon om een soort ritueel afscheid per kano. Twee mannen gaan in de ene en twee in de andere kano.

De vier personages zijn allemaal lekker verschillend gemaakt, zodat maximaal gebruik wordt gemaakt van alle psychologische spanningen die dit gegeven teweeg kan brengen. Er is een donkerharig macho-type met een reusachtig gespierd lichaam (Lewis, gespeeld door een jonge Burt Reynolds), een mysterieuze, gevoelige denker (Ed, gespeeld door Jon Voight, die er met vissershoedje en pijp in de mond een beetje uitziet als Johnny Depp in Fear and Loathing in Las Vegas; laatstgenoemde film verscheen ruim 16 jaar na Deliverance, dus Depp zal zich ongetwijfeld bij zijn rol als Raoul Duke door Voigt hebben laten inspireren), een gezellige dikkerd (Bobby, gespeeld door Ned Beatty) en een vrolijke, wat bangige gitarist (Drew, gespeeld door Ronny Cox).

De vier storten zich met hun stadse arrogantie op de gevaarlijke oer-rivier als onwetende eendenkuikens in een grote boerensloot. Als kijker weet je: dit kan niet goed gaan, en het gaat inderdaad niet goed. Natuurlijk zijn er meer van dit soort verhalen en films, maar wat Deliverance hiervan onderscheidt is fantastisch camerawerk, geweldig spel van de acteurs en een meer dan memorabele soundtrack (banjo!) en ga zo maar door. De naargeestigheid – alles wat mis kan gaan gaat uiteindelijk mis – doet ergens aan die van WF Hermans denken in het boek Nooit meer slapen. De scenes waarin een trillende John Voight met pijl en boog (de film zit vol verwijzingen naar het VS uit de tijd van de kolonialisten en indianen) aanlegt om te gaan schieten zijn minstens zo gedenkwaardig als gelijksoortige scenes in meesterwerken als The Deer Hunter (ook uit de jaren ’70) en het recentere Jagten.

Het verhaal verdween aanvankelijk in boekvorm in 1970 en werd geschreven door ene James Dickey. Hij tekende twee jaar later ook voor het script van de verfilming. Sommige schrijvers hebben kennelijk al bij het bedenken van een verhaal zo goed voor ogen hoe het er in verfilmde versie uit moet komen te zien dat ze alleen nog de juiste mensen nodig hebben om het te verbeelden. Dat geluk heeft deze James Dickey hier dus gehad, want wie Jon Voigt net als schrijver dezes eigenlijk alleen kent als vader van Angelina Jolie moet Deliverance gaan kijken om te zien waar deze man allemaal toe in staat was/is. Nee, wacht, ik leerde hem ooit kennen door een andere klassieker, Midnight Cowboy uit 1969, waarin hij een rol speelde waarmee hij zelfs een Oscar verdiende. Miskend is het talent van deze man dus zeker niet.

Deliverance